Begrippenlijsten

Binnen de handel in Aardappelen,Groenten en Fruit zijn bepaalde woorden,uitdrukkingen en begrippen gebruikelijk.

Voor een buitenstaander kan dat “vakjargon” vreemd  overkomen,vandaar dat m.n. vanuit educatief oogpunt deze begrippenlijsten zijn gemaakt.

 

Aardappelen

Aardappelmoeheid: Een Aardappelziekte, komt voor tijdens de groei. AM-resistente rassen zijn hier niet gevoelig voor.
AM: zie Aardappelmoeheid.
Ascorbinezuur: Vitamine C.
Bd-teelt: zie Biologisch-dynamische teelt.
Biologische teelt: Telen zonder chemische gewasbeschermingsmiddelen en zonder kunstmest
Biologische-dynamische teelt: Bd geteelde Aardappelen zijn geteeld vanuit de antroposofische gedachtengang. Volgens deze filosofie is de natuur een groot, samenhangend levend organisme. Een Bd-boer stemt de verbouw van gewassen af op de stand van de hemellichamen en de dierenriemen aan de hand van een speciale zaaikalender.
Bloemig Kookaard: kruimig of bloemig. Valt makkelijk uit elkaar.
Consumptieaardappel :Aardappelen, bestemd voor de verse menselijke con sumptie.
Ecologisch: Telen zonder chemische middelen en zonder kunstmest.
Eko: Zie ecologisch.

Gecertificeerd: Bij gecertificeerde teelt wordt er gewerkt, geteeld volgens milieu- en kwaliteitsrichtlijnen van de afnemer. Het is een onderdeel van geïntegreerde teelt. Zie ook geïnte greerde teelt.
Gecontroleerde: Door het hele traject van telen vast te leggen kan de afnemer (handelaar) controleren of aan de afgesproken mi lieu-eisen is voldaan.
Gecontroleerde teelt: is een onderdeel van de geïntegreerde teelt. Zie ook geïntegreer de teelt.
Geïntegreerde teelt: Het is een middenweg tussen de traditionele en biologische teelt. Het uitgangspunt is om het milieu zo veel als mogelijk te ontzien. Het gebruik van chemische middelen pas in uiterste noodzaak toepassen. Door van alle handelingen tijdens de teelt de informatie vast te leggen is te bewijzen dat de Aardappel milieubewuster is geteeld.
Groenverkleuring: Groene delen van de knol, die veel bladgroen bevat. Ook het Solanine-gehalte is in de groene delen hoger. Groen verkleuring kan ontstaan tijdens de groei, maar ook tij dens de bewaring in het licht.
Handelshuizen: Bedrijven die zich bezig houden met de handel in Aardappelen. Ook worden er op contractbasis Aardappelen voor deze bedrijven geteeld.
Inschuren Het naar binnen brengen van de oogst in schuren die een temperatuur hebben van 4 tot 5° C.

Keurmerk: Keurmerken hebben betrekking op teeltwijze, bijvoor beeld biologische teeltmethode.
Kiemlustig: Na de kiemrust kan de Aardappel weer uitlopen.
Kiemremmend: Middelen die het uitlopen van Aardappelen voorkomen.
Kiemrust: De natuurlijke rustperiode die de Aardappel nodig heeft, voordat deze weer gaat uitlopen (kiemen).
Kleinverpakker: Handelaren die de consumptie-aardappelen voorverpak ken voor de detaillist.
Kooktype :Een indeling naar kookaard, aangeduid met een letter A voor niet melig en vooral vaste Aardappel; B iets melig, vrij vaste Aardappel; C melige en tamelijk losse Aardappel; D zeer melige losse Aardappel.
Kruimig: Zie bloemig.

Oxydatie: Een verbinding tussen zuurstof en de geschilde Aardap pel, die verkleuring tot gevolg heeft.
Pofaardappel: Stevige Aardappel, die geschikt is om te poffen.
Primeurs: Eerste aanbod.

Registratie-code: De code (cijfers en letter) die door het Produktschap Aardappelen wordt verstrekt.
Resistent: Niet vatbaar voor ziekten en/of gebreken.
Rustperiode :zie kiemrust.

Schillen: De schil verwijderen met een mes of mesjes. Dit kan handmatig, maar ook machinaal.
Schrappen: Met een ruw voorwerp de schil verwijderen; dit kan handmatig maar ook machinaal.
SKAL: Stichting Keurmerk Alternatieve Landbouw.
Solanine: Een stof die in Aardappelen voorkomt, die in nieuwe oogstaardappelen een licht laxerende werking kan heb ben bij consumptie.
Spruiten: Het uitlopen, kiemen van Aardappelen.
Stolonen: De uitlopers van de pootaardappel, waaraan nieuwe knollen groeien.
Stootblauw: Blauwverkleuring op de knol, door ruwe behandeling ontstaan.
Stootkussens: Hulpmiddel om de valhoogte te breken c.q. te verkleinen. Zie ook valhoogte.

Tafelaardappelen: Consumptie-aardappelen.
Valhoogte: Een hoogte van ca. 20 cm die bij oogst, sortering en verpakking wordt aangehouden als veilig.
Vastkokend Kookaard:, een stevige Aardappel, ook op schaal.
Veredelaars: Telers of groepen van mensen die zich bezig houden met het veredelen van de aardappelrassen.

Zaailingen: Aardappelen die uit zaad zijn gekweekt, waardoor deze niet gelijk zijn aan het moederras. Voldoet een zaailing aan alle eisen die aan een nieuw ras gesteld worden, dan kan deze als zodanig worden herkend.
Zoet: De zoete smaak in Aardappelen die is ontstaan door te koude bewaring.

 

 

Citrus

Aging – Afleving door ouderdom.

Botanicus – plantkundige

Citrusvruchten Onder citrusvruchten worden verstaan devruchten van:
–          ‘Citrus limon’ (L.) (Burmf): Citroenen;
–          ‘Citrus reticulata’ (Blanco): Mandarijnen, Clementines, Satsuma’s,

Tangerines,Wilkings en andere dergelijke hybriden;
–          ‘Citrus sinesis’ (Osbeck): Sinaasappelen andere dan Pomeransen.

Conserveermiddel – schimmelwerend middel/produktbeschermend middel.

Consumptiewaarde – wat is de waarde van het produkt in/tijdens de consumptie  door de consument. We spreken ook van gebruikswaarde.

Determineren – het bepalen/vaststellen op basis van de kenmerken en eigenschappen om welk ras/soort het gaat.

Etherische olie – vluchtige/snel verdampende olie.

Flavorseal – de Engelse aanduiding voor behandeld met conserveringsmiddel.

Granel – is de spaanse aanduiding voor aanvoer in bulk de z.g kuubs kisten. Een  offerte    mandarinas a Granel  wil dus zeggen,los gestort.

Gebruiks waarde – zie consumptiewaarde.

Gekruist – van twee soorten de beste eigenschappen in een nieuw soort/kruising ras verenigen.

Handelsnaam – een naam gebruiken die los van de ras of soortnaam gebruikt wordt om een grotere naamsbekendheid te krijgen. Bijv. Jaffavoor het sinaasappelras Shamouti, maar ook voor het sinaasappelras Valencia Late.

Homogeniteit – gelijkvormig, zie ook sortering.

Hybriden – kruisingsprodukten waarvan de zaden niet of nauwelijks meer kiemkracht bezitten

Kwaliteit – het meer of minder voorkomen van ziekten en/of gebreken op of in een produkt.

L.T.B. – Lage Temperatuur Bederf.

Mutanten – dit zijn natuurlijke veranderingen van het moederras, indien deze veranderingen ook verbeteringen zijn worden deze mutanten op den duur als zelfstandige variëteiten beschouwd. Bijv. de Navelina als mutant van de Navel.

Naturein – de Duitse aanduiding voor de niet met conserveringsmiddelen behandelde vruchten.

Nestrot – meerdere door ziekten/schimmels aangetaste vruchten bij elkaar.

Organoleptisch – met de zintuigen waarneembaar, d.w.z. zien, ruiken, voelen, proeven.

Produktie – land of streek van herkomst/gebied

Rassen – bijv. binnen de soort Sinaasappel de rassen; ook wel variëteiten genoemd, zoals Salustiana en Valencia.

R.V. – Relatieve Vochtigheid, dit geeft het percentage vocht aan dat de lucht kan vasthouden.

Sapgehalte – Onder sapgehalte wordt verstaan het gewicht aan sap, uitgedrukt in procenten van het totale gewicht van de vrucht, vastgesteld met gebruik­making van een met de hand bediende pers.

Selecteren – met de beste rassen/soorten verder telen.

Smelters – rijpingsrot.

Soorten – bijv. citrussoorten als Sinaasappel en Grapefruit.

Sortering – een indeling naar grootte, waarbij de grootste dwarsdoorsnede gehanteerd wordt.

Stoken – het rijp stoken van citrusfruit d.m.v. plaatsing in een cel waarbij de temperatuur wordt opgevoerd tot ca. 22°C met een R.V. van 95%. Indien nodig wordt het rijpingsgas Ethyleen toegevoegd. ook Ontgroenen of Regreening

Stuivers – vruchten aangetast door de blauwschimmel.

Variëteiten – zie rassen.

Wereldras – een ras dat in alle citrusproducerende landen voor commerciële doeleinden wordt geteeld.b.v.  het ras Valencia

 

 

 

Exoten

Brixs-test: een methode om de rijpheidsgraad van fruit vast te stellen.

Brix: Brekings Index

BUZ:  bedien U zelf-systeem.

CBI: Centrum tot de Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden te Rotterdam.

Chutney: een compote van vruchten die op basis van kruiden wordt gemaakt. Bijv. Mangochutney.

Confijten: is een conserveringsmethode met behulp van suiker.

Consumptiepatroon: de wijze waarop consumenten hun eetgewoonte ontwikkelen. Bijv. drie maaltijden per dag of altijd gekookte aardappelen bij de warme maaltijd.

Cultivar: een aanduiding die vaak gebruikt wordt wanneer de afstamming van de variëteit niet echt duidelijk is. Bijv. Citrus cv.

Eetrijp: de rijpheid van het product, waarvan de smaak en aromastoffen optimaal zijn.

Enzymen: vroeger fermenten genoemd; enzymen zijn in staat om in bepaalde eigenschappen van voedsel te veranderen. Enzymen zijn opgebouwd uit aminozuren en behoren tot de eiwitten.

Exoten: producten niet van hier, worden hier niet geteeld.

Exporteren: van Nederland naar het buitenland.

Gecultiveerd/Cultiveren: in cultuur brengen, op beroepsmatige wijze telen, veredelen, vermeerderen van gewassen. Een plant aangekweekt voor haar voedingswaarde.

Gevlogen: per luchtvracht vervoerd, bijv. Ananas.

Importeren: vanuit het buitenland naar Nederland.

Logo: herkenbaar merkbeeld.

Marktgebied: daar waar de mogelijke kopers wonen.

Media: middel om te communiceren met je afnemers, bijv. krant, folders, radio, TV.

Oxaalzuur: een stof die kalk in het lichaam aan zich bindt, waardoor de kalk niet gebruikt kan worden voor de opbouw en in standhouding van het menselijk skelet, echter het eten van oxaalzuur houdende produkten als Carambola en Rabarber is niet gevaarlijk, mits je maar niet overdrijft (bijv. iedere dag 5 kilo van deze producten eten).

Plukrijp: de rijpheid van het product waarop wel geoogst kan worden, maar pas door het narijpen eetrijp wordt.

Sampling: een voorbeeld meegeven, bijv. alle klanten ontvangen een Kumqats.

Toko: de Maleise benaming voor winkel, in de jaren vijftig veel gebruikt door winkeliers die voornamelijk Indische producten verkochten.

Transito: vanuit het buitenland via Nederland weer naar een ander land, doorvoer.

Trendsetter: iemand die als eerste koopt/gebruikt.

Vegetatief: ongeslachtelijke vermeerdering bijv. scheuren, afleggen, enten.

Verdamping: vochtverlies, waardoor kwaliteitsachteruitgang toeneemt.

Voedingswaarde: de waarde die het product van nature bezit en die van belang is voor de mens, bijv. vitamine C in Kiwi’s.

 

 

Groenten

Anthocyaan: De rode kleurstof die bij verschillende groentensoorten voor de paars/rode of paars/blauwe kleur zorgt. Bijv. Rode Kool – Kroten.

Bewerkte Groenten: die een bewerking heeft ondergaan, zoals, snijden, produkten wassen, al dan niet vermengd met andere bewerkte groenten.

Botersla: Zachte Kropsla

Bladmoes: Hiermee duiden we het bladgedeelte aan wat tussen de nerven d.w.z. de verdikte vezelbanen zit.

Blancheer: Groente kort in kokend water onderdompelen waardoor het slinkt, en direct in koud water afkoelen.

Blijver en Wijker: Hiermee wordt aangegeven dat bij een dicht gezaaid product er  om de ander geoogst wordt zodat de blijvende planten kunnen uitgroeien tot volwassen exemplaren b.v. Knolselderij.

Calorie: 1000 cal. = 1 kcal, zie joule.

Celvocht: Het vocht dat vrijkomt bij het snijden van verse producten. Dit celvocht is zeer gevoelig voor zuurstof uit de lucht waardoor op de snijvlakken bruinverkleuring ontstaat.

Colli/Collo: Zie verpakkingseenheid.

Consumptiewaarde:– Zie gebruikswaarde.

Contractteelt: Tuinders sluiten teeltcontracten af met grootafnemers bijv. snijderijen, grootwinkelbedrijven en de industrie om tegen van tevoren afgesproken prijzen te telen.

Cultivars: Zie ras.

Dunsel: Plantjes die bij het uitdunnen als eetbare groente wordt ver- kocht. Komt voor bij Sla.

Ethyleenschade: Het rijpingsgas ethyleen dat afgegeven wordt door veel rijpen­ de producten, zorgt voor de afbraak van bladgroenkorrels (chlorofyl). Komkommers zijn hier zeer gevoelig voor.

Export: De verkoop van in Nederland geteelde producten naar het bui- tenland.

Forceren: Ingrijpen van de mens in de normale groei van een gewas. Het telen van Witlof, in het donker afgeschermd van het licht, of het telen van Asperges afgedekt door aarde om ze blank te houden. Geforceerde Rabarber in de winter, de plant is dan afgedekt door zwart plastic, veel warmte en vocht zorgen dan voor een geforceerde groei.

Gebruikswaarde: De waarde die het product heeft voor de consument ook Consumptiewaarde genoemd.

Gekiemde: Het uitlopen van knolgewassen bijv. Aardpeer.

Genetisch: Erfelijk bepaald, eigenschappen die het produkt van nature be- zit.

Gesegmenteerde:  Zie partjes – segmenten.

Gesteriliseerd: Een vorm van conserveren, lang houdbaar maken, waarbij het product wordt verhit tot boven de 120°C, waarbij alle bacteriën en sporen van schimmels worden gedood.

Groenboeren: Zie tuinder.

Groenten Definitie: Onder Groenten verstaan we alle eetbare delen van kruidachtige gewassen geschikt voor menselijke consumptie. Kruidachtige gewasssen bezitten geen takken maar stengels. Het woord groenten is vermoedelijk ontstaan in de 14e eeuw om aan te geven dat het om groenkleurige oogstbare en eetbare planten ging.

Grootte sortering: Het indelen van producten naar maat.

Heterogene: Een groep bestaande uit personen die niet dezelfde belangen groep hebben. bijv. de koper op een veiling, grossier, kleinhandel
enz..

Hutspot: Mengsel van gekookte Aardappelen, Peen en Uien.

Hybride rassen: Rassen als kruisingsproduct ontstaan uit verschillende ouders, meestal zijn ze steriel. Veel Hybride rassen ook bastaardrassen genoemd bezitten wel een enorme groeikracht.

nVWA: Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit , v/h Keuringsdienst van Waren.

Ingeschuurd: Het opslaan na de oogst in een schuur of pakhuis.

Interventieprijzen: Door de overheid, gegarandeerde prijzen. Hierbij kan het gaan om subsidie op de kostprijs, maar ook garanties t.a.v. de opbrengst.

Joule: Eenheid voor energie J. (joule) 1000 J. is 1 Kilo joule kJ. Als de energetische waarde nog in de oude aanduiding van de kilocalorie (kcal) staat aangegeven dan vermenigvuldigen met 4,2 om de waarde in kJ te verkrijgen.

Keukenmeidenverdriet: Een bijnaam voor Schorseneren.

Kruidachtige gewassen: Zie groenten.

K.v.W.: Keuringsdienst van Waren (zie nVWA).

Kwaliteit Definitie: De som van alle materiële en immateriële eigen-
schappen van een product of artikel. Het meer of minder voorkomen van ziekte en/of gebreken in/op een produkt.

Kwantum: Hoeveelheid.

L.T.B.: Lage Temperatuur Bederf.

Modjo A.: De sorteringsaanduiding van Rode ronde Kroten.(Bieten)

Modjo B.: Modjo B. 30-50 g, Modjo A. 50-100 g.

Naaldbonen Slabonen die worden gesorteerd op breedte van de peul. Ook bekend als Haricots Verts.

Natuur Vollegrondsgroenten.

Nerf Verdikte vezelbanen in het blad van de plant.

Onder glas Het telen in kassen, dit kan op diverse manieren, zware stook-
telen teelt, lichte stookteelt, koude teelt.

Opgekuild Een methode van bewaren, waarbij na de oogst en een zekere afhardingstijd de producten in zand worden bewaard. Bijv. Knolselderij.

Optimale Bewaar Temperatuur  De temperatuur waarop het product het langst te bewaren is zonder merkbare achteruitgang van de kwaliteit.

Oxaalzuur Een stof die kalk aan zich bindt, komt voor in o.a. Rabarber. Door de kalkbindende eigenschap van oxaalzuur, komt de kalk niet in het lichaam terecht bij het eten van bijv. Rabarber.

Partjes/Segmenten- De van nature aanwezige zelfstandige delen van een product,  of de vakverdeling die segmenten indeling verondersteld. Bijv. Meloenen.

Parthenocarpie Zonder bestuiving en bevruchting toch vruchtvorming. De
vruchten zijn dan zaadloos. Komt voor bij Augurken.

Peul De aanduiding voor de zelfstandige groentesoort als ook de aanduiding voor de huid van zaaddoos die we Bonen noemen.

Primeur De eerste aanvoer van een product. Doordat er steeds meer het jaarrond aanvoer is van veel producten komt dit steeds minder voor. Bijv. de eerste Hollandse Peulen.

Ras Ook Cultivar of Variëteit genoemd, het gaat hierbij om de aan- duiding van het product zoals dit botanisch is ingedeeld. Bijv. de soort is Rabarber en het ras is Goliath.

R.V. Relatieve Luchtvochtigheid, hiermee wordt aangegeven de hoeveelheid vocht die de lucht op dat moment bevat.

Scheden De huid van de zaaddoos van bijv. Slabonen.

Schot De groeitop in de kern van de plant, die niet smakelijk is. En voor kwaliteitsverlies zorgt. Komt voor bij o.a. Andijvie, Witlof en Chinese Kool.

Sluitkool De groep Koolsoorten die een gesloten krop vormen.

Smoren Groenten stoven in het eigen vocht, olie of vet.

Snitdikte De snij-afmeting van de groenten, bijv. Prei snijden op een snitdikte van 12 mm.

Snijderij Het fabrieksmatig verwerken van AGF-producten voor de de- tailhandel, horeca en grootverbruik.

Snijvlak Daar waar de plant van z’n wortels is ontdaan, ontstaat een snijvlak.

Soortnaam De aanduiding volgens vaste botanische indeling waarbij de soort ook wel Species genoemd wordt gebruikt als verzamel- naam, bijv. soortnaam Bloemkool of Witlof.

Stampot Mengsel van gekookte Aardappelen met een groente, bijv. Boe­renkool of Zuurkool.

Stapelgroenten Hiermee bedoelen we die groentesoorten die met name vroeger gestapeld werden bewaard in speciaal daarvoor gebouwde schuren. Door de huidige wijze van bewaren in kuubskisten in een koelcel is deze methode achterhaald.

Teentjes Dit zijn de samengestelde bolschubben van de Knoflook en Sjalot. Ook klisters genoemd.

Toekruid Aanduiding voor kruidige groenten of kruiden die de hoofd- groente meer smaak/aroma moeten geven.

Tuin Een afgescheiden of omheinde grondstuk bedoeld voor de teelt van groenten.

Tuinbouw Het uitoefenen van het telen in/op de tuin.

Tuinder De bewerker van de grond, teler van de groente, dit kan zowel in de vollegrond als in de kas.

Tuinderij Zie tuin, op een tuinderij kan in de vollegrond als in een kas ge- teelt worden.

Uitwinteren Of opvriezen, het opnieuw bevriezen van de grond en de planten.

Variëteit Zie ras.

Vaste plant Meerjarig ook overjarig gewas genoemd. Bijv. Rabarber, Asper- ge.

Veilen Een wijze van verkopen waarbij een openbare prijsvorming tot stand komt d.m.v. de klok die volgens het afmijnsysteem werkt.

Verhouting Het indrogen en stug worden van met name stengelgewassen of sten-gels van kruidachtige gewassen. Bijv. Asperge en Artisjok.

Verklisteren Zie teentjes.

Verkurkt Het indrogen van de huid met name bij Knolgewassen.

Verlaten Gebruik maken van bepaalde technieken, bijv. later zaaien, of gekoeld plantmateriaal later uitzetten, om zo later te kunnen oogsten.

Verpakkings eenheid–  Collo meervoud Colli, aanduiding voor kist, krat, doos, zak en ton.

Vervroegen Gebruik maken van bepaalde technieken, bijv. stoken om zo het gewas eerder te kunnen oogsten.

Voet De voet van de stengel, of krop is dat deel waar de wortels aan groeien.

Voor de voet Hierbij worden de planten geoogst zonder het blijver-wijker-
weg systeem toe te passen.

Warmoes Verbastering van Warme Moes of gekookte groente.

Warmmoes Zie Warmoes.

Warmoezenier- Zie tuinderij.

Winterhard Producten die bestand zijn tegen een matige vorst, en vaak tot ver in de winter op het land blijven staan voordat deze geoogst worden. B.v. Prei, Boerenkool en Groene Savoye kool.