Paranoot
Paranoot (Bertholettia excelsa ) Lecythidaceae
De Paranoot is het zaad van een zeer grote boom (Bertholletia excelca) en hoort in Brazilië thuis, terwijl ze ook in Guyana en Zuid-Suriname voorkomt. Deze boom geeft een zeer grote, ronde vrucht met een doorsnede van 10-15 cm, waarin veelal 15-20 zaden voorkomen van 4-5 cm lang, die driehoekig van vorm zijn.
Deze Paranoten zijn rijk aan olie en eiwitten, zij hebben een harde bruingekleurde bast. Zowel ongepeld als van de bast ontdaan, worden de Paranoten aangevoerd. Deze Paranoten worden gesorteerd aangevoerd onder de aanduiding: klein, middel, extra-middel, groot, extra-groot. Veelal is de prijs in overeenstemming met de sortering.
Deze noten, die genoemd zijn naar de landstreek Para, rondom de monding van de Amazonerivier, hebben een verfijnde cocossmaak.
Pecannoot
Nauw verwant aan de Walnoot is de Pecannoot, in Amerika ook Hyckorynoot genoemd. Het uiterlijk is gelijk een gladde, lichtbruine tot rode walnoot. Gepeld lijkt hij meer op een Walnoot, de smaak is wat zoeter. In Noord Amerika is de Pecanboom een van de belangrijkste en als zodanig gecultiveerd. Er zijn meer dan 100 verschillende cultivars in produktie. Wanneer de wilde Pecannoten verhandeld worden spreken we van ‘Seedlings’. Koel en donker bewaard, blijft de kern van de noot 6 tot 9 maanden vers.
Walnoot
Walnoot (Juglans regia) Juglandaceae
Walnoten worden niet op commerciële schaal in ons land geteeld; wel door groenbeheerders en liefhebbers. Dat de teelt nooit is doorgebroken, is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat in het verleden uitsluitend zaailingen gebruikt werden. Er bestond toen geen methode van vegetatieve vermeerdering. Een zaailing bezit een zeer lange jeugdperiode waarin de boom niet kan bloeien en dus geen vruchten kan dragen. Bovendien bleken de meeste zaailingen niet te voldoen. Slechte nootkwaliteit, grote gevoeligheid voor ziekten, onvoldoende winterhardheid waren bijvoorbeeld eigenschappen die tot gevolg hadden dat het gedrag van vele zaailingen teleurstelde.
Intussen is vegetatieve vermeerdering wel mogelijk geworden door enten of oculeren op onderstam en zijn er betere rassen geselecteerd. Enkele daarvan hebben bewezen ook in ons land goed te voldoen. Dit opent, althans voor liefhebbers, de mogelijkheid om met succes noten te telen.
Aangezien het onderzoek aan Walnootrassen zeer recent is, moet de hier gemaakte rassenkeuze als voorlopig worden beschouwd. De in proeftuin aanwezige rassen zijn veelal nog te jong voor een afgewogen oordeel.
De Walnoot ook wel Okkernoot genoemd behoort tot de groep woudnoten, die in Zuid-Europa, Oost-Azië en Amerika hoort. In ons land werd zij vroeger meer geteeld dan tegenwoordig.
Er zijn verschillende variëteiten, die zich kenmerken door een min of meer harde schaal en door het al of niet voorzien zijn van een scherp puntje.
Belangrijke variëteiten zijn:
a. Broadview
Tamelijk groot, langwerpig van vorm met een duidelijke naadlijst, waarnaast de schaal diep is ingegroefd. De lichtbruine schaal is niet diep gegroefd. De schaal opent gemakkelijk met de hand. De kern vult de schaal redelijk goed op, maar lost niet zo gemakkelijk; goede smaak.Weinig vatbaar voor blad – en schaalziekten.
b. Buccaneer
Dit gezonde en redelijk produktieve ras wordt als bestuiver van Broadview aanbevolen.Tamelijk groot, kort en breed, schaal niet diep gegroefd, lichtbruin van kleur en gemakkelijk met de hand te openen. In sommige jaren komen scheve noten voor als gevolg van onvoldoende kernontwikkeling. De kern is goed van smaak.Weinig vatbaar voor blad- en schaalziekten, maar duidelijk meer dan het ras Broadview.
Import rassen:
c.Franquette: harde schaal, puntje, olierijk.
d. Mayette: schaal minder hard, soms met een gering puntje, minder olie bevattend. Dit ras wordt als de kwaliteitsnoot met ‘Grenoble’ gestempeld.
e. Parisienne: heeft ook een minder harde schaal, geen puntje, is olierijk, maar tevens zeer goed van smaak.
De kwaliteitsnoten uit Californië zijn voorzien van een gestempeld merk ‘Diamond’. In ons land worden de Walnoten meestal in de bolster aangevoerd. Indien men deze noten van de bolster ontdoet, zijn ze veelal niet lang ooglijk, zodat ze feitelijk na het bolsteren eerst nog gezwaveld moeten worden.